Voeding van schapen

Voeding van schapen en lammeren

Het voeren van schapen, en met name ooien, is erg afhankelijk van de conditie van de ooi en de fase waarin ze verkeren (rond dekken, tijdens dracht, na aflammeren etc.)

R
ond het dekken.
De conditie rond dekken moet goed zijn. Magere en vette ooien worden slechter drachtig. Houd na het dekken een voerniveau op onderhoud aan.
Onder normale omstandigheden is in dit geval weidegang voldoende.

Vaak wordt door professionelere schapenhouders “flushing”, het verhogen van de voergift voor het dekken, toegepast. Het verhoogt het aantal ovulaties en heeft tot doel het aantal levend geboren lammeren te doen stijgen. Flushing is in ieder geval raadzaam bij ooien die in een matige conditie zijn. Begin hiermee in dit geval ca. 1 maand voor dekken.

Tijdens de dracht.
Gedurende de eerste drie maanden van de dracht hoeven weinig eisen gesteld te worden aan de voeding en is alleen weidegang vaak voldoende.
Vanaf 3 maanden tot werpen gaan de vruchten zich sterk ontwikkelen. Door de groeiende lammeren in de baarmoeder neemt de inhoud van het maagdarmkanaal af, waardoor de voeropname daalt.
Het voer moet dus steeds geconcentreerder worden, anders zal de ooi vetreserves aan spreken om te voorzien in de behoefte van de lammeren.

Daarom is het nodig om niet te laat te beginnen met het bijvoeren , bijvoorbeeld met Havens Schapen-FOK-korrel.
Probeer de ooi aan het einde van de dracht geleidelijk op te stallen: pas het rantsoen in stappen aan.

Tijdens lactatie
Een ooi moet in staat gesteld worden om voldoende melk te kunnen produceren voor haar lammeren. Goed hooi, schoon water en schapenkorrel zijn uitstekende voedermiddelen om een uitgebalanceerd rantsoen samen te stellen.

Voeding van lammeren.
Een pasgeboren lam dient biest op te nemen: Veel, Vlug en Vaak!

Ingeval de melkgift van de ooi om wat voor reden dan ook tegenvalt, zullen de lammeren bijgevoerd moeten worden. Eerst met runderbiest of kunstmelk, later met bijvoorbeeld lammerkorrel.
Vanaf ca. 2 weken leeftijd beginnen lammeren al te knabbelen aan vast voer. Op bedrijven met een hoge bezetting is bijvoeren van de lammeren aan te raden, zeker als de kwaliteit van de weide niet al te best is. Belangrijk is verder dat het krachtvoer dat de lammeren krijgen niet overmatig veel mineralen bevat.
Goede lammerenkorrel hierop samengesteld. Indien men lammeren af wil mesten, kan een maand na aflammeren beter krachtvoer bijgevoerd worden aan de lammeren. 
Na spenen wordt op veel bedrijven afgemest met hooi en krachtvoer. Vaak wordt krachtvoer vrijwel onbeperkt ter beschikking gesteld, met daarnaast een afgepaste hoeveelheid hooi. Het hooi waarborgt een goede penswerking.
Bij de opfok van ooi lammeren tot fok ooi moet men erop letten dat het lichaamsgewicht ten tijde van de eerste dekking minimaal 45 kg bedraagt.
(Bron: http://www.schapenvoeders.nl)

Kuilvoer

De Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) waarschuwt voor de gevaren van kuilvoer voor schapen en geiten. In het kuilvoer kunnen zich Listeria-bacteriën bevinden. Die veroorzaken listeriose, een ziekte die zich kan uiten in hersenonsteking (draaiziekte), een acuut verlopende bloedvergiftiging of verwerpers in de tweede helft van de dracht. Geiten en schapen zijn gevoeliger voor deze bacterie dan bijvoorbeeld runderen. De GD adviseert alleen kuilgras te voeren dat onder ideale omstandigheden de grond is ingegaan. Om listeriose te voorkomen is het belangrijk dat kuilgras geen grond bevat, aldus de GD. Ongelijk liggende percelen met molshopen en onverharde kuilplaatsen vormen dus extra risico. Daarnaast is een goed kuilproces in een goed aangereden en afgesloten kuil of goede ronde balen een voorwaarde. Een snelle daling van de zuurgraad is nodig om te voorkomen dat de Listeria-bacterie zich snel gaat vermenigvuldigen.